Dit rapport bekijkt hoe we religieus en levensbeschouwelijk geïnspireerde principes en solidariteitspraktijken beter kunnen accommoderen in het welzijnslandschap. We stellen dat drie spanningsvelden deze samenwerkingen vaak bemoeilijken of in de weg staan:
1. Publieke instellingen als OCMW’s worden in hun handelingsvrijheid beperkt door sterk afgelijnde regels rond bevoegdheden, en beschikken niet altijd over voldoende personeel om alle hulpvragen op te vangen. Wanneer deze hulpvragen vervolgens worden overgedragen aan solidariteitsinitiatieven kunnen er langs beide kanten onrealistische verwachtingen ontstaan. Ook kan het gevoel ontstaan dat cliënten niet doorverwezen maar ‘wegverwezen’ worden.
2. Moeilijke procedures om aan subsidies te geraken en bureaucratisch taalgebruik kunnen ervoor zorgen dat kleine solidariteitsinitiatieven hun weg tot overheidsinstanties niet vinden. Ook wanneer er wel samenwerking is, bijvoorbeeld onder de vorm van doorverwijzing, kan de bureaucratisering van de samenwerking ervoor zorgen dat relaties onder spanning komen te staan.
3. Een gebrek aan contact, wederzijds wantrouwen en vooroordelen over de andere partij, kunnen relaties tussen publieke instanties en religieus geïnspireerde solidariteitsinitiatieven in de weg staan.
Op basis van onze inzichten, stellen we negen beleidsaanbevelingen voor beleidsmakers op lokaal en het Vlaamse niveau voor.